Wednesday 24 August 2011

Tandahimba


“ Salama Alekum!” (“Wa alekum assalam!”) – een toevoeging aan het rijke arsenaal aan begroetingen in Kiswahili. Hier in Tandahimba is meer dan de helft van de bevolking Moslim, ook te zien aan het straatbeeld: veel mannen dragen hun typische, cilindrisch gevormde hoedjes en vrouwen haar- en soms ook gezichtsbedekkende kleding. Met 80 km per uur over de hobbelige zandwegen van het plateau, verdwaasd kijkende fietsers in grote stofwolken achterlatend (haastig gevlucht naar de langs de weg gegraven regengoten), zijn we op een zaterdag hier gearriveerd.
Tandahimba is overduidelijk een dorp, maar een groot dorp (Google vertelde ons dat het 7000 inwoners heeft). Het heeft een overzichtelijk (zand)wegennetwerk dat goed gebruikt wordt door de vele rondrijdende fietsers (hoewel het veiliger is de grotere wegen aan de auto’s en motoren (pikipiki’s) te laten en daar voor het paadje langs de weg te kiezen). Het is onnodig te stellen dat we ons hier thuisvoelen en een ruime week geleden was de grote dag: als een kind zo blij, en met minstens zoveel enthousiasme van onze dorpsgenoten reden we op onze eigen fiets van de markt naar huis. De fiets als die van iedereen met grijze plastic mand voorop, fietsend met de knieën bijna tegen het stuur. De huisjes in Tandahimba zijn zoals ik ze (denk ik?) eerder beschreef: veel zandkleurig, van zelfgebakken baksteen (vorige week stond er zo’n rokende stapel bij de buurman in de “tuin”) of van gevlochten takken en leem, veelal bedekt met golfplaat maar soms met een rieten dak. Enkele huizen zijn gepleisterd of zelfs geschilderd, en laatst belandden we al hardlopend in een “villawijkje”, met een vijftal gekleurde huizen, omheinde tuinen die puur voor het mooie (en niet voor het nuttige) beplant leken, en grote auto’s voor de deur. Ook ons eigen huis behoort trouwens tot de laatste categorie: gepleisterd en keurig witgeschilderd. En ruim!! Met twee slaapkamers, een woonkamer, aparte keuken en bijkeuken die prima als logeerkamer dienst kan gaan doen (en nu onze fietsenstalling vormt) groter dan we hadden durven dromen. En na een wat stoffige, spinnige en muizige ontvangst (Jolanda’s éne fobie…) is het hier, een schoonmaakbeurt later, ontzettend goed toeven. In de toekomst zelfs met stromend water! (De tank heeft al heel kort dienstgedaan, tot er – aan het eind van de bewuste schoonmaakdag met opvallend muf ruikend water – een dode muis uit de kraan kwam zetten! We vermoeden dat de kleinste van de verdronken familie muis als enige alle leidingen van ingegraven tank naar verhoogde tank naar keukenkraan kon doorlopen…) Dr Mputeni, de baas van het ziekenhuis, dacht waarschijnlijk ons een enorm plezier te doen met de grote vrieskist in de woonkamer – wij, ons inmiddels op een koelkast verheugd, keken (ondankbaren!) wat sip. (Van Afrikaanse oplossingen vraag ik me vaak af of ze nou héél praktisch zijn – of juist niet: “die vrieskist wordt vanzelf een koelkast als je hem slechts een aantal uur per dag aan hebt staan, dat doet de buurman ook…”). Waarmee hij ons zéker heeft verblijd is het fornuis van Amerikaanse omvang (combinatie gas-electrisch met enorme oven die al enkele bakprobeersels heeft voortgebracht). Na een eerste weekend in Mtwara, “de grote stad” (doorgebracht in een niet onaangenaam gastenverblijf direct aan het strand (ook van die Benedictijnse broeders in Ndanda – die wisten hoe ze het ergens vol moesten houden!)), was er een broodrooster, afdruiprek, kleerhangers, theedoeken en meer van dergelijke luxe. En échte pindakaas (ingredienten: pinda’s, zout; smaak: stukken beter dan Calvé!), en Blue Band (niets margarine, of plantaardige boter: “fat spread” smeer je op je brood – het zou een potentiële consument thuis toch ernstige bedenkingen bezorgen), en sojasaus! Met dagelijks verse gember, knoflook en chilipepers op de markt en de laatste cashewnoten van vorig seizoen kan mijn kookplezier niet op.
Ons huis heeft tweederangs-zicht op het ziekenhuis en ligt aan een rustig pad. Wat niet betekent dat interessante inspanningen (schoonmaken, de was doen, een boek lezen op de veranda) geheel onopgemerkt voorbijgaan – dat zou zonde zijn. Nee, als we écht iets van belang doen kunnen we rekenen op een klein legertje buurkinderen als toeschouwer. Net als hun ouders kunnen ze urenlang doorbrengen zonder iets te zeggen – gewoon, hurkend, starend. Als we een pad inslaan richting markt en centrum (lopend, of sinds kort dus op de fiets) leidt dat zandpad ons tussen bovenbeschreven huisjes, met veel mensen die buiten zitten, kinderen spelend met van oude plastic tassen gerolde voetballen, kunstig met een stok een fietswiel of emmerdeksel voortrollend, of soms zelfs iets geconstrueerd dat op een auto lijkt. Hun oudere broers spelen het spel met de kuiltjes in het zand – net iets anders, zo lijkt, dan ik het in Angola zag – of spelen pool aan één van de met riet overdekte openlucht-pooltafels. Of ze zitten, staan, of wachten (waarop?) zomaar bij een huis, of bij het winkeltje van een vriend die bij zijn werk gezelschap nodig heeft. Als we de fietsenmaker zoeken (één van de vele, te herkennen aan een afdakje langs de weg met minstens één fiets op de kop en minstens een zestal mannen eromheen) is ons nooit duidelijk wie nu werkelijk de fietsenmaker is. Tussen de huizen scharrelen kippen, soms ook een paar geiten of zelfs een koe. Voor ons huis verzamelen zich gedurende de dag kleine vogeltjes (nog geen 10 cm van kop tot staart) met felblauwe kop en buik; blijkbaar bevindt zich veel lekkers tussen het droge gras. Tussen de huizen staan citrusbomen – aan sinaasappels geen gebrek –, en aan de vele papayastruiken rijpen de grote vruchten. Een enkele straat is aan weerszijden beplant met cocospalmen. In, maar vooral ook buiten het dorp vinden we veel cashewbomen; tijdens mijn fietstochten in de omgeving leek er geen einde aan te komen. Binnen in de huizen lijkt het altijd donker – veel mensen hebben, bij gebrek aan geld voor glas of gaas, de spaarzame openingen in de muur ook nog met bakstenen volgestapeld – binnenshuis lijkt men geen tijd door te brengen dan om te slapen. ’s Avonds (na ca half 7 is het donker) zien we buiten her en der een smeulend vuur of olielamp waarrond zich een familie schaart, en langs de weg verlichten deze olielampjes de kraampjes koopwaar die we overdag al zagen (zolang er verdiend kan worden is er werk!). Een enkeling verkoopt rond etenstijd uit de “thermospan” rijst of maïsbloempap, met bonen en misschien de groente van het seizoen.
Men begint ons te herkennen, de wazungu, die brood kopen in dat ene verre winkeltje aan de weg (wit fabrieksbrood uit een stadje van een paar uur rijden verderop, soms trouw twee keer per week geleverd, soms plots een tijdlang niet), eieren op het erf van de buurvrouw verderop, die toiletpapier gebruiken, van mie houden (want zoveel sneller klaar dan de rijst waar eerst de steentjes uitgezocht moeten worden!), die héél veel pilipili eten, en hele einden doelloos wandelen of fietsen (terwijl je ook zitten, of wachten kan!). En wij beginnen onze omgeving te kennen, en onze dorpsgenoten – we wéten nu waar we het brood vinden, waar de eieren, wie voor ons in een papayastruik wil klimmen. Dat we vooral moeten meenemen wat we vinden – je weet nooit hoe lang het nog verkrijgbaar is. Dat de buurvrouw van de eieren ons streng terechtwijst als we haar niet groeten, dat naast de plasticwinkel bij de markt twee gerimpelde mannetjes achter een naaimachine hun brede tandeloze glimlach zullen grijnzen als wij ze met een beleefd “ Shikamoo!” begroeten. Dat verder onderweg iederéén ons lijkt te kennen – en dus groet. Sinds afgelopen weekend weten we ook waar we voor 25 cent een UEFA-voetbalwedstrijd kunnen zien (informatie die ik niet had willen missen!), met gratis analyse en discussie van de hele zaal, en waar we met collega’s een koud – of, naar goed Tanzaniaans gebruik, warm – biertje kunnen drinken.
Dit zijn slechts enkele van de vele indrukken die drie weken Tandahimba opleverden. Als ik nu over het ziekenhuis zou beginnen zou ik jullie nog uren aan het lezen houden – maar juist die indrukken moeten bezinken, voordat ze naar waarde kunnen worden geschat, dus die stel ik even uit. Voorlopig hebben we nog “introductie”, waarin we kennismaken met collega’s en hun manier van werken en een beetje duidelijkheid hopen te krijgen in wat men van ons verlangt en verwacht. Het wordt hoe dan ook uitdagend!

No comments:

Post a Comment